150 jarige herdenking van de stadsbrand in Enschede 1862 – 2012
Deze website is een initiatief van Enschede in AnsichtenHet brandmonument
Het brandmonument, ontworpen door de duitse kunstenaar Ludwig Nick (1873-1936), is onthuld tijdens de 50-jarige herdenking van de brand van 1862 op 7 mei 1912. De kosten voor het monument werden geheel gedekt door vrijwillige giften van de bevolking van Enschede. De plaatselijke textielbaronnen deden ook "een flinke duit in het zakje".
Het brandmonument is gemaakt van hard zandsteen met drie bronzen reliëfs, twee plaquettes met opschriften en aan 1 zijde het oude en nieuwe stadswapen van Enschede. Aan de zijkanten bevinden zich twee dierenkoppen die water in een bassin spuwen. Bovenop zit een vrouwenfiguur met de hoorn des overvloeds in de hand als teken van de bloei van Enschede na de stadsbrand.
De reliëfs zijn ontleend aan het "het lied van de klok" (Das Lied von der Glocke)(tekst, zie onder), een gedicht van Friedrich von Schiller waarin de vorming van een mens wordt vergeleken met het gieten van een klok.
Op het eerste relief is vrede en arbeid afgebeeld, een vrouw met een spinrokken (een stok waarop wol of vlas zit voor het spinnen). Ze staat bij een vruchtdragende boom en daarbij twee spelende kinderen. Daarnaast twee smeden aan een smidsvuur, voorstellende het vuur in dienst van de mens.
Op het tweede relief en grootste een tafereel van de brand: de strijd met de vlammen, blussende mannen, vluchtende vrouwen en kinderen. Op de achtergrond de stadstoren en enkele huizen.
Op het derde reliëf een man met vrouwen en kinderen bij de treurige puinhopen na de brand met op de achtergrond de oude RC kerk met pastorie.
Na enkele omzwervingen staat het anno 2012 weer op zijn oude plek bij de Nederlands Hervormde Kerk op de Oude Markt.
Hieronder: de tekst zoals deze op de twee bronzen plaquettes staat die voor- en achterop het monument aangebracht zijn.
Bij de onthulling werd een cantate gezongen van in totaal 10 verzen; hieronder de verzen 1, 2 en 8.
Het hart met dankbaarheid vervuld,
Herdenken wij de stonde,
Toen huis aan huis, in rook gehuld,
“De stad in brand!” verkondde,
Ons is de grote brand ten spijt,
Veel stof tot dank gegeven.
Reeds jaren lang geniet de stad
Van voorspoeds zegeningen,
En van het ingeslagen pad
Laat men zich nier verdringen.
Scheen Enschede als weggevaagd,
De burgers hebben niet verzaakt
Maar ’t schoner weer doen bloeien.
Gij! Monument uit duurzaam steen
Rijst als herinnering aan het verleen
Op “t oude Marktplein onzer stad,
Waar eens de ramp haar toppunt had,
Getuigend, hoe het nageslacht
Eerbiedig zijne hulde bracht
Aan hen, die vijftig jaar geleen
Herstelden. Wat onmogelijk scheen
En moedig baanden zich een weg
Met koenen durf en overleg.
Het lied van de klok van Friedrich von Schiller
In het onderstaande wordt in de linker kolom de tekst gegeven, terwijl de rechter
kolom de klokkenkundige uitleg bevat.
Bron: André Lehr, Asten
Festgemauert in der Erden
Steht die Form, aus Lehm gebrannt.
Heute muß die Glocke werden!
Frisch, Gesellen, seid zur Hand!
Von der Stirne heiß
Rinnen muß der Schweiß,
Soll das Werk den Meister loben;
Doch der Segen kommt von oben.
|
De lemen vorm is in de gietkuil met aarde opgestampt.
De klok kan gegoten worden.
Het is een warm karwei.
|
| |
Nehmet Holz vom Fichtenstamme,
Doch recht trocken laßt es sein,
Daß die eingepreßte Flamme
Schlage zu dem Schwalch hinein!
Kocht des Kupfers Brei,
Schnell das Zinn herbei,
Daß die zähe Glockenspeise
Fließe nach der rechten Weise!
|
Droge sparrenstammen zijn de traditionele brandstof voor de smeltoven.
Ze worden van bovenaf in de vuurhaard geworpen.
De vlammen passeren de vuurbrug en komen dan in de smelthaard.
Wanneer het koper begint te borrelen, wordt het tijd dat het tin wordt toegevoegd.
|
| |
Weiße Blasen seh' ich springen;
Wohl!Die Massen sind im Fluß.
Laßt's mit Aschensalz durchdringen,
Das befördert schnell den Guß.
Auch vom Schaume rein
Muß die Mischung sein,
Daß vom reinlichen Metalle
Rein und voll die Stimme schalle.
|
Als het klokkenbrons witte slangetjes of blaasjes aan het oppervlak bezit,
is het voldoende gesmolten.
Teneinde de vloeibaarheid te bevorderen wordt potas toegevoegd.
Het vloeibare brons moet afgeschuimd worden, daar verontreinigingen
de klank van de klok negatief kunnen beïnvloeden.
|
| |
Wie sich schon die Pfeifen bräunen!
Dieses Stäbchen tauch' ich ein;
Sehn wir's überglast erscheinen,
Wird's zum Gusse zeitig sein.
Jetzt, Gesellen, frisch!
Prüft mir das Gemisch,
Ob das Spröde mit dem Weichen
Sich vereint zum guten Zeichen.
|
Het brons is op giettemperatuur wanneer de luchtpijpen in het ovenplafond bruin,
of nog beter, geel kleuren.
Een ander signaal is dat een ijzeren staaf in het vloeibare brons gestoken
een mooie glazuurlaag krijgt.
Vervolgens wordt de samenstelling van het brons gecontroleerd,
want het brosse (koper) moet zich mengen met het weke (tin).
|
| |
Wohl! Nun kann der Guß beginnen;
Schön gezacket ist der Bruch.
Doch, bevor wir's lassen rinnen,
Betet einen frommen Spruch!
Stoßt den Zapfen aus!
Gott bewahr' das Haus!
Rauchend in des Henkels Bogen
Schießt 's mit feuerbraunen Wogen.
|
Het gieten kan beginnen want de breuk van een proefstaafje
laat een korrelig en schilferig oppervlak zien.
In de ovenmond wordt vervolgens met de afsteekstang
de lemen prop weg gestoten zodat het brons vrijkomt.
|
| |
In die Erd' ist's aufgenommen,
Glücklich ist die Form gefüllt;
Wird's auch schön zutage kommen,
Daß es Fleiß und Kunst vergilt?
Wenn der Guß mißlang?
Wenn die Form zersprang?
Ach! vielleicht, indem wir hoffen,
Hat uns Unheil schon getroffen.
|
De vorm is gevuld.
Maar is de gieting ook geslaagd?
Dat weet men pas als de klok is uitgegraven.
De vorm kan bijvoorbeeld stuk gesprongen zijn.
Wij hopen er het beste van, ofschoon het onheil
inmiddels al plaats gevonden kan hebben.
|
| |
Bis die Glocke sich verkühlet,
Laßt die strenge Arbeit ruhn,
Wie im Laub der Vogel spielet,
Mag sich jeder gütlich tun.
Winkt der Sterne Licht,
Ledig aller Pflicht
Hört der Bursch die Vesper schlagen,
Meister muß sich immer plagen
|
Totdat de klok is afgekoeld, kan het werk rusten.
|
| |
Nun zerbrecht mir das Gebäude,
Seine Absicht hat's erfüllt,
Daß sich Herz und Auge weide
An dem wohlgelungnen Bild.
Schwingt den Hammer, schwingt,
Bis der Mantel springt!
Wenn die Glock' soll auferstehen,
Muß die Form in Stücken gehen.
|
Met een hamer wordt de lemen mantel aan stukken geslagen.
Alleen op die wijze kan de nieuw gegoten klok tevoorschijn komen.
|
| |
Freude hat mir Gott gegeben!
Sehet! wie ein goldner Stern,
Aus der Hülse blank und eben,
Schält sich den metallne Kern.
Von dem Helm zum Kranz
Spielt's wie Sonnenglanz.
Auch des Wappens nette Schilder
Loben der erfahrnen Bilder
|
De nieuwe klok heeft een gouden kleur.
De wapens zijn fraai gegoten.
|
| |
Jetzo mit der Kraft des Stranges
Wiegt die Glock' mir aus der Gruft,
Daß sie in das Reich des Klanges
Steige, in die Himmelsluft!
Ziehet, ziehet, hebt!
Sie bewegt sich, schwebt!
Freude dieser Stadt bedeute,
F r i e d e sei ihr erst Geläute
|
De klok wordt met takel en touwen uit de gietkuil gehesen.
Dan zal ze klinken.
|
Hieronder: herdenkingsboek uitgegeven in 1912. De Brand van Enschede van 7 mei 1862 na 50 jaren herdacht.
|